Mantelzorg

Mantelzorg

“Bij iedere cliënt zetten we een contactpersoon in het systeem voor geval van nood. Zal ik uw naam daarvoor noteren?” vraag ik tijdens een intake van een twee-en-negentigjarige vrouw aan haar dochter. “Wat is uw volledige naam?” Het voelt altijd wat ongepast om naar voornamen te vragen. Deze vrouw loopt immers ook al tegen de zeventig.
“Trudy de Jong” zegt ze en terwijl ik haar gegevens op mijn notitieblok pen, nemen mijn gedachten een loopje met me… Ergens in de jaren vijftig lag er een jonge, krachtige vrouw in Amsterdam te  strijden om het leven te geven aan een dochter. Na een halve dag weeën, gepuf, gekreun en God weet wat er allemaal nog meer bij een bevalling komt kijken (ik heb eigenlijk geen idee; mijn specialisme is ouderenzorg), baarde zij een dochter. Ze hield het kwetsbare kleine meisje in haar armen en fluisterde: “Trudy”.

Hoewel het zeker is dat ze het ooit geweest is, zie ik niets meer terug van dat kwetsbare baby’tje als ik nu naar Trudy kijk. Het een forse, kordate vrouw met een diepe frons op haar voorhoofd en door haar dominante karakter lijkt ze wel twee keer zo groot als haar moeder. Trudy is het er niet mee eens dat haar moeder maar twee keer in de week geholpen wordt bij het douchen. “Schandalig hoe er in Nederland met ouderen om gegaan wordt”, heeft ze al een paar keer herhaald, “Jij doucht toch ook iedere dag, hoop ik?”

Dat ze haar ooit zo sterke moeder de laatste tijd zo rap achteruit ziet gaan, moet erg pijnlijk zijn voor Trudy. En het feit dat ze er niets aan kan doen frustreert haar. In het intakegesprek probeert ze me te overtuigen dat mevrouw de Jong het récht heeft op meer ondersteuning. Een logische gedachte, want het is haar moeder. Aan haar heeft Trudy het leven te danken.

Mevrouw de Jong zelf maakt het eigenlijk niet zo heel veel uit. Eén keer douchen, twee keer, of helemaal nooit meer. Ze haalt haar schouders op: “Ik stink toch niet?” Toch staat ze haar dochter toe om deze discussie voor haar te voeren. Dit is Trudy haar manier om voor haar moeder te zorgen nu de rollen na bijna zeventig jaar zijn omgedraaid. Dit is belangrijk voor haar dochter en dat voelt mevrouw de Jong haarfijn aan.

“Laten we drie weken aankijken hoe het gaat als uw moeder twee keer per week doucht en daarna nog eens samen komen om te evalueren. Mocht blijken dat er echt meer nodig is, dan breiden we gewoon uit”, stel ik voor. Dat er niet meer nodig of überhaupt gewenst is, weet ik eigenlijk al, maar Trudy voelt zich gehoord en gezien. Ze gaat akkoord en we plannen direct een nieuwe afspraak.

Na het gesprek neem ik afscheid van mevrouw de Jong, pak ik mijn jas en loop met haar dochter de gang in. “Truudje, zet jij nog een kopje koffie voor me?” roept mevrouw haar dochter na. “Ja mam, even rustig aan” antwoordt ze geïrriteerd, “eerst even deze meneer uit laten”. Bij de deur draait ze met haar ogen. “Te beroerd om zelf de handjes uit de mouwen te steken..” mompelt ze. Ik begroet haar en ze zwaait me in de deuropening na. Ik moet mijn glimlach verbergen wanneer ik mijn fiets van het slot haal.